24920 |
afkalven |
afbreukelen:
aafbrukkele (L433p Nieuwstadt),
afbrokkelen:
ááfbròkkələ (L433p Nieuwstadt)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21429 |
afkijken |
afkijken:
aafkieke (L433p Nieuwstadt)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20528 |
afkoken |
afkoken:
ááfkaokə (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkoms (L433p Nieuwstadt)
|
afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aafloat (L433p Nieuwstadt)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aaflekge (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] || een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28197 |
aflichten |
aflichten:
āflęjxtǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Met behulp van een veiligheidslamp mogelijk aanwezig mijngas opsporen. Bij een aanwezigheid van mijngas zal zich rond het klein gedraaide vlammetje van de lamp een lichtblauwe doorzichtige lichtkegel vormen. De lengte van de lichtkegel, dus eigenlijk de lengte van de gasvlam, geeft het gehalte mijngas aan. [N 95, 236; monogr.; N 95, 413; Vwo 47; Vwo 337; Vwo 338; Vwo 872]
II-5
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aaftréje (L433p Nieuwstadt)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29039 |
afpersen |
afpersen:
āfpęjršǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82]
II-7
|
23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aafraffele (L433p Nieuwstadt)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|