23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenkrans beden:
rozekrans bea (L433p Nieuwstadt)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33722 |
een sloot uitdiepen |
vegen:
vē̜gǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
22385 |
een spel kaarten |
stok:
sjtok (L433p Nieuwstadt)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
27917 |
een stijl aanpunten |
(stijl/stijlen) aanpunten:
ānpønjtjǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een houten stijl aan de onderzijde voorzien van een spitse punt. Op deze wijze zal de stijl onder invloed van de dakzakking niet breken, maar aan de punt omkrullen waardoor hij korter wordt. Het woordtype "doppen" (Q 121, Q 121c) is met name van toepassing op het bijkappen van de bovenkant van stijlen. Dat gebeurde wanneer een op maat gekapte stijl bij het plaatsen iets te strak bleek te zitten. Omdat het echter gemakkelijker, maar ook verboden was om de aangepunte onderkant van de stijl te bewerken, is het begrijpelijk dat deze term ook bij het aanpunten werd gebruikt. De plaatselijke term voor "stijl" en "stempel", het object van deze handeling, vindt men in het lemma Stijl. [N 95, 325; N 95, 308; monogr.]
II-5
|
28229 |
een veiligheidslamp aansteken |
aansteken:
ānstē̜kǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een veiligheidslamp met behulp van het ontstekingsmechanisme aansteken. [N 95, 250; monogr.]
II-5
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
de snop hebben:
ig höb de sjnop (L433p Nieuwstadt)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
24584 |
eendekroos |
kroost:
-
kroos(t) (L433p Nieuwstadt)
|
eendekroos [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
33414 |
eendenhok |
eendenstal:
ē̜ ̞njǝštal (L433p Nieuwstadt)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
18851 |
eenvoudig |
gewoon:
gewoon (L433p Nieuwstadt)
|
zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allein (L433p Nieuwstadt)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|