27692 |
elektrische centrale |
elektrische centrale:
elɛktrišǝ sɛntrālǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I])
|
[N 95, 21]
II-5
|
28366 |
elektromonteur |
elektricien:
elɛktrižię̄n (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma])
|
Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146]
II-5
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
élendj (L433p Nieuwstadt),
elender:
élenjer (L433p Nieuwstadt)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] || ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
zuil:
zyl (L433p Nieuwstadt)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
tob:
toͅp (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
engel des heren (L433p Nieuwstadt)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28160 |
engelse sleutel |
engelse sleutel:
ęŋǝlšǝ šlø̄tǝl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
20333 |
enig kind |
einzig kind:
ensig keindj (L433p Nieuwstadt)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
enkel (L433p Nieuwstadt)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (L433p Nieuwstadt)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|