18939 |
gereed |
af:
aaf (L433p Nieuwstadt),
klaar:
klaur (L433p Nieuwstadt),
vaardig:
vēerdig (L433p Nieuwstadt)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26729 |
gereedschap |
gereedschap:
gǝręjtšap (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
geschier:
gǝšēr (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|
28147 |
gereedschap inleveren |
[gereedschap] inleveren:
enlēvǝrǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Werktuigen bijvoorbeeld voor reparatie inleveren. De plaatselijke term voor "gereedschap" vindt men in het lemma Gereedschap. [N 95, 724]
II-5
|
27322 |
gereedschapskist |
geschierkist:
[geschier]kes (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Kist waarin de mijnwerker zijn materiaal kan opbergen. De "geschierkist" (Q 21) werd op de mijn Maurits gebruikt door de post-stutter. Een gereedschapskist in een pijler werd daar "pinnenkist" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 704; monogr.]
II-5
|
28146 |
gereedschapsmagazijn |
geschiermagazijn:
gǝšērmagǝzin (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727]
II-5
|
28150 |
gereedschapsring |
geschierhaak:
[geschier]hǭk (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
geschierpin:
[geschier]pen (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.]
II-5
|
28148 |
gereedschapswerkplaats |
gereedschapsmederij:
gǝręjtšapsmęǝri (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728]
II-5
|
29055 |
geren |
geren:
gērǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
e paar (L433p Nieuwstadt)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
dikke melk:
dekǝ mɛlk (L433p Nieuwstadt)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|