20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
geruik sjpek (L433p Nieuwstadt)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gēš (L433p Nieuwstadt)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
20475 |
geslacht |
familie:
femilie (L433p Nieuwstadt)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kepelke (L433p Nieuwstadt)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gesjtigde mès (L433p Nieuwstadt)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
gestreepte boks:
sesjtrēēpte boks (L433p Nieuwstadt)
|
de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
geklede jas:
gekleide jas (L433p Nieuwstadt)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
muntj (L433p Nieuwstadt)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
zich plagen:
zich plaoge (L433p Nieuwstadt)
|
het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuug (L433p Nieuwstadt)
|
iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-3-1
|