28722 |
grootwerker |
grootwerker:
grōtwerkǝr (L433p Nieuwstadt)
|
Kleermaker die grote stukken maakt zoals colberts, jassen en mantels. [N 59, 197d; N 59, 194b]
II-7
|
25004 |
grootx |
groot:
groot (L433p Nieuwstadt)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
18530 |
grote binnenzak |
notariszak:
notaris-zak (L433p Nieuwstadt)
|
een grote binnenzak onder in de jas,(notariszak, notaristes?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
bende:
bende (L433p Nieuwstadt)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
hostie (<lat.):
hostie (L433p Nieuwstadt)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
bom:
bomme (L433p Nieuwstadt)
|
Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21803 |
grote ruzie? |
heibel:
Van Dale: heibel, 1. drukte, lawaai, getier: heibel maken; -heibel hebben, een grote mond opzetten; ruziën; - 2. heibeltje, ruzie, gekijf; standje.
heibel (L433p Nieuwstadt)
|
een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de grote pôts is aafgeloupe (L433p Nieuwstadt),
groote póts (L433p Nieuwstadt),
groote pôts (L433p Nieuwstadt),
weer zeen aan de grote pôts (L433p Nieuwstadt)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikke trom (L433p Nieuwstadt)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25234 |
grote wolk |
wolk:
wouk (L433p Nieuwstadt)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|