23391 |
heiligenbeeld |
beeld:
beelde (L433p Nieuwstadt),
heiligenbeeld:
heilligebeeld (L433p Nieuwstadt)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
medaaje (L433p Nieuwstadt)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23751 |
heiligenprentje |
prentje:
prentje (L433p Nieuwstadt)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26734 |
heizode |
heilap:
hęi̯lap (L433p Nieuwstadt)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
27808 |
helling |
helling:
hɛleŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Hellende mijngang, vaak voor mechanisch vervoer. Het woordtype "grâle" wordt in de mijn van Beringen gebruikt voor een hellende gang die gaat van een grote dwarsgang naar een pijler die lager ligt. [N 95, 517; monogr.; N 95, add.; Vwo 344; Vwo 367]
II-5
|
27987 |
helling van een koollaag |
helling:
hɛleŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.]
II-5
|
27546 |
hemd |
hemd:
hømǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
34474 |
hen met kuikens |
broek:
bruk (L433p Nieuwstadt),
brok:
brok (L433p Nieuwstadt)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34440 |
herdershond |
schepershond:
šēpǝrshūnjtj (L433p Nieuwstadt)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21129 |
herenfiets |
herenfiets:
here(n)fits (L433p Nieuwstadt),
herefits (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|