e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden laten dekken: lǭtǝ dɛkǝ (Noorbeek), winnen: wenǝ (Noorbeek) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leisteen scheversteen: šēvǝrštēǝ (Noorbeek), schilversteen: šelǝvǝrštēǝ (Noorbeek) Vast, hard, natuurlijk gesteente, in het algemeen van laagvormige of schilferige structuur en meestal grijs of grijsblauw van kleur. Het wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal en voor dakbedekkingen. Zie ook het lemma 'Daklei'. De woordtypen jurasteen, jura en solnhofer verwijzen naar de winplaatsen van deze steensoorten, respectievelijk het Juragebergte en het plaatsje Solnhofen in Beieren (Duitsland). [N 30, 55g;] II-9
lelietje-van-dalen meijoodje: meisjödsjes (Noorbeek), muguet (fr.): muget (Noorbeek) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
leng leng: lɛŋ (Noorbeek) Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.] II-1
lengte lengte: lęŋtǝ (Noorbeek), lɛŋtǝ (Noorbeek) Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b] II-7
lente, voorjaar lente: lente (Noorbeek), uithoud: Opm. v.d. invuller: men gaf als voorbeeld: "met der oethoat kump der sjtal lèg", betekent: gaat het vee in de weide.  oethoat (Noorbeek), vroegjaar: vreugjaor (Noorbeek) lente [DC 39 (1965)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel varken: è vèrke (Noorbeek) zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: lei̯pəl (Noorbeek), lé-apel (Noorbeek) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leren naaien naaien leren: ni-jǝ līrǝ (Noorbeek) Het vak van naaister leren. [N 62, 1f] II-7
leugen leugen: löge (Noorbeek), (Eijsden!).  luuëge (Noorbeek) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1