e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pofmouw pofmouw: poefmoew (Noorbeek), pufmuw (Noorbeek) Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
pokdalig verschandeleerd: versjandeleerd (Noorbeek) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] III-1-2
poken ragelen: rochelen (Noorbeek), rèùchele (Noorbeek) Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] III-2-1
politieagent blauwe, een ~: blauwe (Noorbeek), diender: deender (Noorbeek), govie?: goovie (Noorbeek) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] III-3-1
pols pols: pöls (Noorbeek) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
polsband lus: lus (Noorbeek) Stoffen lus, die bij het werk om de pols wordt gedaan. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. I-4
pompen, vermaken hermaken: hɛrmākǝ (Noorbeek), veranderen: vǝrāndǝrǝ (Noorbeek) Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW] II-7
ponder pondel: WNT: pondel, Van pond met -el, zooals huizel, uisel van ons is afgeleid. Verg. ponder (III) en unster, die met -er zijn gevormd. Weegschaal met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht, dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last kan wegen, unster.  pungel (Noorbeek) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
poot poot: puǝt (Noorbeek) [N 76, 12] I-12
pootgoed, pootaardappelen plantaardappelen: plānt[aardappelen] (Noorbeek) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5