e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugvoeringplooi plooi: pluj (Noorbeek) Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119] II-7
ruien moeten: mōēte (Noorbeek, ... ) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruige mest ruwe mest: ruu̯ǝ [mest] (Noorbeek) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruiken ruiken: Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  y, y: (Noorbeek) ruiken III-1-1
ruisen (van de wind) ruisen: roesje (Noorbeek) het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ruisen van bladeren ruisen: roesje (Noorbeek), ideosyncr.  roesche (Noorbeek), roeschen (Noorbeek) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
rukwind stuifwind: stoef weend (Noorbeek), windstoot: weend stoeëd (Noorbeek) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
runderhorzellarve larve: larve (Noorbeek) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] III-4-2
rundvee beesten: biǝstǝ (Noorbeek), koevee: kōvīǝ (Noorbeek) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: roepsj (Noorbeek, ... ), röps (Noorbeek, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2