e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobben schrobben: (is het schoonmaken met water en borstel!).  sjroebe (Noorbeek) Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N 105 (2000)] III-2-1
schroeien licht verbranden: lich-verbraand (Noorbeek), verbrennen: verbrennen (Noorbeek) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] III-2-1
schub schub: sjup (Noorbeek), ideosyncr.  schub (Noorbeek) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter beschaamd: besjemd (Noorbeek), (Eijsden!).  besjeèmd (Noorbeek) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] III-1-4
schudden van vruchten schuddelen: sjödele (Noorbeek), ideosyncr.  schuddele (Noorbeek), schuddelen (Noorbeek) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7
schuifje van de biechtstoel schuif: sjuuf (Noorbeek) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuimbeestje schuim: sjoem (?) (Noorbeek) stengelschuim: Kent u in uw dialect een woord voor het schuim op plantenstengels, waar een klein groen beestje in zit? Het schuim lijkt op een kloddertje spuug, hetgroene insectje houdt er zich in schuil. [N100 (1997)] III-4-2
schuimen schuimen: sjume (Noorbeek) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuldig (zijn) schuldig (zijn): sjöldig (Noorbeek) schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] III-3-1
schurft schurft: sjurf (Noorbeek), šørf (Noorbeek), šø̜rf (Noorbeek) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2