e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
terpentijn terpentijn: tɛrpǝtīn (Noorbeek) Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.] II-9
terras berm: berm (Noorbeek) Stuk grond voor een huis, hoger gelegen dan het omliggende terrein, als zitplaats ingericht (plentjes, berm, terras) [N 79 (1979)] III-2-1
terugvliegen terugvliegen: tǝryk˲vlēgǝ (Noorbeek) Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c] II-6
tetanus klem: klem (Noorbeek) Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)] III-1-2
tevreden; tevredenheid content: content (Noorbeek), kontènt (Noorbeek), la bonheur (fr.): alle boneur! (Noorbeek) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
tilbury tilbury: telbøri (Noorbeek) Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door √©√©n paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr] I-13
tocht, zuiging van lucht het trekt: ⁄t trekt (Noorbeek) tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)] III-4-4
tochtig bokkig: bø̜kex (Noorbeek, ... ), bø̜kǝx (Noorbeek), redig: rēi̯ex (Noorbeek), rēx (Noorbeek), spelig: spēlex (Noorbeek), špēlex (Noorbeek), stierig: štērex (Noorbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegang tot akker vaart: vārt (Noorbeek) [N 11, 8] I-8
toegangsprijs entree (<fr.): antree (Noorbeek) de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)] III-3-1