e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varken met een te hoge rug opgetrokken rug: opxǝtrǭkǝ røk (Noorbeek) [N 76, 18] I-12
varken met hangende oren landvarken: lāntvɛrǝkǝ (Noorbeek) Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a] I-12
varken met staande oren york: jø̜rǝk (Noorbeek) Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lø̜̄pǝr (Noorbeek), scheuteling: šø̄tǝleŋ (Noorbeek), šø̜̄tǝleŋ (Noorbeek), šø̜̄ǝtǝleŋ (Noorbeek) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varken van drie tot vijf maanden broeiling: brø̄.leŋ (Noorbeek) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens fokken trekken: trękǝ (Noorbeek) Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.] I-12
varkens houden varken(s) houden: vɛrǝkǝs hǭu̯ǝ (Noorbeek) Het houden van varkens, in het algemeen gezegd. [N 76, 37a] I-12
varkens mesten masten: māstǝ (Noorbeek) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensfeest tripsoep: trepsop (Noorbeek) Een feestje dat de eigenaar van het geslachte varken aan buren en/of vrienden geeft nadat het varken verwerkt is. Het werd wel eens een smulpartij die men begon met bloedworstsoep. Ook de kaantjes en de karbonade hoorden er soms bij. [N 28, 4; N 28, add.; monogr.] II-1
varkenshaar haren (mv.): hǭrǝ (Noorbeek) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12