e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verstandskies oogtand: òwtá:nt (Noorbeek) verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)] III-1-1
verstellen flikken: flekǝ (Noorbeek), lap opzetten: lap opzɛtǝ (Noorbeek), stukken: štø̜kǝ (Noorbeek) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstevigingsspijlen spleten: šplētǝ (Noorbeek) Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14] II-6
verstopte speen verstopte deem: vǝrstǫptǝ dē̜m (Noorbeek) Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a] I-11
versuikeren versuikeren: vǝrsukǝrǝ (Noorbeek) Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.] II-6
verteerde mest goede mest: gǫi̯ǝ [mest] (Noorbeek), oude mest: ǭu̯ǝ [mest] (Noorbeek), rotte mest: rǫ.tǝ [mest] (Noorbeek) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertrouwen vertrouwen: vertroewe (Noorbeek, ... ) iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
vervanger remplaant (fr.): remplacaant (Noorbeek) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1
verveeld vervelend: vervèlend (Noorbeek) vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
vervoerbewijs kaartje: keartsje (Noorbeek) het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)] III-3-1