23463 |
klokkentouw |
klokkenzeel:
klokkezael (Q197p Noorbeek)
|
Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18385 |
klokrok |
klokrok:
klokrōk (Q197p Noorbeek)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
kloomp (Q197p Noorbeek),
klōmp (Q197p Noorbeek)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)]
II-12, III-1-3
|
19405 |
klopper, garde |
garde:
gard (Q197p Noorbeek),
klopper:
klöper (Q197p Noorbeek)
|
Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27419 |
klos |
spoel:
spōl (Q197p Noorbeek)
|
Het garenklosje met snaarschijf aan de spil van de vleugel waarop de spindraad gedraaid wordt. [N 34, B14; N 34, B17]
II-7
|
25030 |
klotsen van vloeistoffen |
klotsen:
kloetsje (Q197p Noorbeek)
|
het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22659 |
klucht |
klucht:
klø͂ͅx (Q197p Noorbeek)
|
Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19469 |
kluit |
fom:
fóm (Q197p Noorbeek),
kluit:
kluut (Q197p Noorbeek)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33675 |
kluit aarde |
bonk:
bōŋk (Q197p Noorbeek),
knode:
knǭ (Q197p Noorbeek)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
25031 |
knappen |
barsten:
barste (Q197p Noorbeek)
|
met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|