25404 |
krabber |
kratser:
krɛtsǝr (Q197p Noorbeek)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
25550 |
krabsel |
deegkorst:
%%meervoud%%
dē̜xkǭrstǝ (Q197p Noorbeek)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezét (Q197p Noorbeek)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q197p Noorbeek)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18107 |
krentenbaard |
zeek:
zeek (Q197p Noorbeek)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
krentebruudsjes (Q197p Noorbeek)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
krentebroeed (Q197p Noorbeek),
krentenmik:
krentemik (Q197p Noorbeek)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
21115 |
krentenbroodje |
hanekam:
hanekam (Q197p Noorbeek)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
valse vouw:
vaalsje voùw (Q197p Noorbeek)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukele (Q197p Noorbeek)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|