34586 |
lamoen |
kerstel:
kǝrštɛl (Q197p Noorbeek)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
21145 |
landauer |
landauer:
landauer (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] || Vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk neerklapbare voor- en achterkap. Tegenwoordig wordt het nog wel eens als bruidswagen gebruikt. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 13; N G, 51; L 27, 33; monogr.]
I-13, III-3-1
|
33640 |
landerijen |
gewande:
gǝwandǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (Q197p Noorbeek)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
pays (fr.):
paijie (Q197p Noorbeek),
streek:
strieēk (Q197p Noorbeek)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34329 |
lang varken |
lang varken:
lāŋk vɛrǝkǝ (Q197p Noorbeek)
|
Varken met een lange rug. [N 76, 20]
I-12
|
29987 |
lange bouwladder |
steigerledder:
[steiger]lø̜dǝr (Q197p Noorbeek)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
lang brook (Q197p Noorbeek)
|
een lange broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24645 |
lange dunne boom |
kruppel:
ideosyncr.
kruppel (Q197p Noorbeek),
piezel:
ideosyncr.
píezzel (Q197p Noorbeek)
|
Een lange dunne boom (zwiemel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24733 |
lange dunne tak |
gard:
ideosyncr.
geert (Q197p Noorbeek),
goets:
goetsj (Q197p Noorbeek)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|