21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q197p Noorbeek)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
smiezerik:
smīēzerich (Q197p Noorbeek)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
smiezelen:
smiezelen (Q197p Noorbeek)
|
zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
moew (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek),
muw (Q197p Noorbeek)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
28585 |
mouwen ter bescherming |
mouwen:
muwǝ (Q197p Noorbeek)
|
Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b]
II-6
|
29063 |
mouwkop |
bovenkant:
bǭvǝkānt (Q197p Noorbeek)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manšɛt (Q197p Noorbeek)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouweplank:
muwǝplāŋk (Q197p Noorbeek)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
het voer in de mouw zetten:
ǝt vōr en dǝr muw zętǝ (Q197p Noorbeek)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
24356 |
mug |
knozel:
Additie bij vraag 2b: knaozel (men zegt knaowezel): is n mug die vooral in de avond vliegt en ook steekt
knaowezel (Q197p Noorbeek)
|
mug [N 26 (1964)]
III-4-2
|