29074 |
rugvoeringplooi |
plooi:
pluj (Q197p Noorbeek)
|
Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119]
II-7
|
21936 |
ruien |
moeten:
mōēte (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
ruwe mest:
ruu̯ǝ [mest] (Q197p Noorbeek)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q197p Noorbeek)
|
ruiken
III-1-1
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
roesje (Q197p Noorbeek)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
roesje (Q197p Noorbeek),
ideosyncr.
roesche (Q197p Noorbeek),
roeschen (Q197p Noorbeek)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25148 |
rukwind |
stuifwind:
stoef weend (Q197p Noorbeek),
windstoot:
weend stoeëd (Q197p Noorbeek)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24349 |
runderhorzellarve |
larve:
larve (Q197p Noorbeek)
|
larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
beesten:
biǝstǝ (Q197p Noorbeek),
koevee:
kōvīǝ (Q197p Noorbeek)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
roepsj (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek,
Q197p Noorbeek),
röps (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|