18963 |
voor de gek houden |
foppen:
foppe (Q197p Noorbeek),
kloten:
kloète (Q197p Noorbeek),
kullen:
kulle (Q197p Noorbeek),
verneuken:
vernèùke (Q197p Noorbeek),
(Eijsden!).
vernuuëke (Q197p Noorbeek)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
notabele:
notabeel (Q197p Noorbeek)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
biechtstoel:
biechsjtool (Q197p Noorbeek)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30092 |
voorgevel |
buitengevel:
būtǝgīvǝl (Q197p Noorbeek)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
zware hamer:
šwūrǝ hāmǝr (Q197p Noorbeek)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
voor de kop:
vēūr gənə kòp (Q197p Noorbeek)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34101 |
voorklauw |
teen:
tiǝn (Q197p Noorbeek)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
29032 |
voorkrimpen |
stof natmaken:
stǭf nātmākǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het natmaken en weer droogpersen van de stof om te voorkomen dat deze later zal krimpen. [N 59, 81a]
II-7
|
18889 |
voornemen |
plan:
van plan (Q197p Noorbeek)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19007 |
voornemens zijn |
van plan zijn:
van plan (Q197p Noorbeek)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|