24519 |
wilgenteen |
goets:
goetsj (Q197p Noorbeek),
vits:
viets (Q197p Noorbeek),
wis:
ideosyncr.
wis (Q197p Noorbeek),
wissen (Q197p Noorbeek)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
weille (Q197p Noorbeek)
|
willen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
plimp:
plé:mp (Q197p Noorbeek)
|
ooghaar [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
poep:
poep (Q197p Noorbeek),
vots:
vots (Q197p Noorbeek)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
29877 |
winddroog |
droog:
drȳx (Q197p Noorbeek)
|
Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-9
|
25160 |
winderig weer |
waaietig:
waeëtig (Q197p Noorbeek)
|
winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
windstil (weer):
weendstél (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel (Q197p Noorbeek)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
eropna houden:
enge winkel of cafe drop noa houwe (Q197p Noorbeek),
get trop noa houwe (Q197p Noorbeek)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
vijf:
vīēf (Q197p Noorbeek),
vīf (Q197p Noorbeek),
winkelhaak:
weŋkǝlhǭk (Q197p Noorbeek)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.]
II-7, II-9, III-1-3
|