24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuniŋkskə (Q197p Noorbeek)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
28636 |
wintervoedsel |
bijensokker:
bi-jǝsukǝr (Q197p Noorbeek)
|
Voedsel, meestal bestaande uit gesmolten suiker met water, dat vóór de winter aan de bijen wordt gegeven in de plaats van de hen ontnomen honing. Vroeger gaf men de bijen ook wel een speciale honing, de voederhoning of stamphoning. Een minimum-voorraad van ongeveer 15 kg per krachtig volk is wel vereist. [N 63, 109a; Ge 37, 193; monogr.]
II-6
|
28637 |
wintervoerbak |
ballon:
ballon (Q197p Noorbeek),
voerbak:
vōrbak (Q197p Noorbeek)
|
Bak, bord of klomp waarin het voedsel wordt toegediend. [N 63, 109b; monogr.]
II-6
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mūrǝ (Q197p Noorbeek),
wortelen:
wǫrtǝlǝ (Q197p Noorbeek)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
19306 |
wispelturig |
lastig:
lestig (Q197p Noorbeek),
lepe, een -:
(Eijsden!).
luuëpe (Q197p Noorbeek)
|
nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
verwisselen:
verwissele (Q197p Noorbeek)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34143 |
wisselen van tanden |
breken:
brē̜i̯kǝ (Q197p Noorbeek),
brē̜kǝ (Q197p Noorbeek)
|
[N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22]
I-11
|
25174 |
wisselvallig weer |
buiig (weer):
būūig (Q197p Noorbeek),
dompetig:
doompetich (Q197p Noorbeek)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19435 |
wit zand, stooizand |
zilverzand:
zilver-zaand (Q197p Noorbeek)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33479 |
witte aalbes |
witte wiemelen:
witte wiemel (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)]
I-7
|