25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkele (Q197p Noorbeek)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
pourboire (fr.):
(pour boire).
poerbwaar (Q197p Noorbeek)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loedsj (Q197p Noorbeek)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
34119 |
forsgebouwde koe |
forse koe:
fǫršǝ kō (Q197p Noorbeek),
massale koe:
masāl kō (Q197p Noorbeek),
schone koe:
šūŋ kō (Q197p Noorbeek)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboos (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u de framboos in het algemeen (uitspraak) [N 72 (1975)]
I-7
|
18784 |
franje |
franjel:
franjel (Q197p Noorbeek),
franjǝl (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
24315 |
fret |
fret:
fret (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
koud:
koad (Q197p Noorbeek)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17598 |
fronsen |
rimpelen:
rimpele (Q197p Noorbeek)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19727 |
fuchsia |
bellenboompje:
bellebömke (Q197p Noorbeek)
|
Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|