e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand zijn gang laten gaan laten gewhren (du.): gewaere laote (Nunhem) toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen ter lijk bidden: ter lie-k baeje (Nunhem) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] III-2-2
iets in acht nemen in acht nemen: in nacht neme (Nunhem) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets opkroppen opkroppen: opkroppe (Nunhem) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijlen bageren: WNT: bageren: wild en woest praten en voor Heerle leuteren, kletsen.  bagere (Nunhem), dollen: dölle (Nunhem) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijsberen drentelen: drentele (Nunhem) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsje ijswafeltje: ie.swĕŭfelke (Nunhem) Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
ijsmuts ijsmuts: iesmöts (Nunhem) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijskegel: ieskeegels (mv.) (Nunhem), ijspegel: iespeegels (mv.) (Nunhem) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: iesvogel (Nunhem) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1