e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte broek korte boks: korte bóks (Nunhem) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars halve stevel: halve sjteevel (Nunhem) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? korte onderboks: kŏrte ongerboks (Nunhem) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas stoep: sjtuup (Nunhem) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortwieken leewieken: lēwikǝ (Nunhem) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kossem kossem: kǫsǝm (Nunhem) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten kosten: waat koste de bagge allewiel? (Nunhem) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: crammenaaj (Nunhem) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
koud, mistig en somber weer loerachtig (weer): ’t is loerechtig waer (Nunhem), mottig (weer): môttig (Nunhem), mottige lucht: mòttige loocht (Nunhem), nevelig (weer): nevelig (Nunhem), schraag weer: sjraag waer (Nunhem), schraal weer in de zomer: schroal waer in zomer en voorjen (Nunhem) mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist koude nevel: kaoje nevel (Nunhem) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4