e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
obstakel ongemak: ôngemaek (Nunhem) iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
oever kant: kantj (Nunhem) oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4
ogenschijnlijk goed bemesten een scholk voordoen: ęi̯nǝ šǫlǝk ˲vø̜̄rdōn (Nunhem) Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32] I-1
oksel oksel: oksels (Nunhem) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
olie olie: oalie (Nunhem) olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
oliebol oliebol: oliebölle (Nunhem) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliekoek oliekoek: oaliekook (Nunhem) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
omarmen omarmvollen: imervele (Nunhem) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omheinen afmaken: āfmākǝ (Nunhem) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tūn (Nunhem) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8