e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
theelepeltje eierlepeltje: eierlaepelke (Nunhem), suikerlepeltje: sokkerlaepelke (Nunhem), theelepeltje: tēēlaepelke (Nunhem) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theekan: tēēkan (Nunhem), theepot: tēēpot (Nunhem) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
tien-guldenstuk gouden tientje: gouwe tĕĕntje (Nunhem) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
tiend tiende: tĕĕndje (Nunhem) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1
tocht, zuiging van lucht trek: trêk (Nunhem) tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)] III-4-4
tochtig rits: rēts (Nunhem, ... ), tochtig: tø̜xtex (Nunhem) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegang tot akker opvaart: opvaart (Nunhem) [N 11, 8] I-8
toestemming mogen: moge (Nunhem) goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)] III-1-4
tollen draaien wie een kokkerel: drêj-je wiej eine koekerel (Nunhem), draaien wie een tol: (drêj-je wiej eine tol) (Nunhem) Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)] III-1-2
tonen laten kijken: laote kieke (Nunhem) tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)] III-1-1