33740 |
prikkeldraad |
puntdraad:
pø̜njtjdrǭt (L322a Nunhem)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
ijsdop:
iesdop (L322a Nunhem),
iesdop [īzdoͅp} (L322a Nunhem)
|
Wurfkreisel.
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
probere (L322a Nunhem)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L322a Nunhem, ...
L322a Nunhem)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
proffitere (L322a Nunhem)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
praal:
(dit geldt alleen voor een vrouw!).
prel (L322a Nunhem)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
vaer (L322a Nunhem)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
proosten:
prooste (L322a Nunhem)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22310 |
proppenschieter |
knaptoet:
knaptoet (L322a Nunhem)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
Note v.d. invuller (zie onderaan bladzijde): man die naar de hoeren loopt: horejager.
hoor (L322a Nunhem)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|