e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkool boerenmoes: boeremoos (Nunhem, ... ) [N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] I-7, III-2-3
boerenkoolstamppot stamppot boerenmoes met aardappelen: stjampot boeremoos met aerpele (Nunhem) Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai vlaai: flaaj (Nunhem) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenwormkruid mater: mǭtǝr (Nunhem) Tanacetum vulgare L. Een algemeen voorkomende 60 tot 120 cm hoge plant in akkerranden, wegbermen en op stortplaatsen met veervormig samengestelde bladeren, die fijn ingesneden zijn. De kleine ronde knalgele bloempjes, die knopvormig zijn, groeien in een schermvormige tuil en bloeien van juli tot de herfst. De plant is een oud medicinaal kruid en maakt een vast onderdeel uit van de kruidwis. Het maken van een kruidwis is een zeer oud, voorchristelijk (later gekerstend, kruidwissen worden soms nog op 15 augustus gewijd) gebruik waarbij wilde kruiden worden samengebonden en opgehangen in hius of in de stal om onheil, ziekten, bliksem e.d. af te weren. Het kruid is nauw verwant aan het moederkruid, vandaar de typen met mater; het werd veel gebruikt tegen wormen, vandaar de typen met worm-. Zie Verdingh 1987, 5 en Claes 1990. [A 60A, 80; monogr.] I-5
boerenzwaluw, zwaluw zwalg: zwalg (Nunhem) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] III-4-1
boerin bazin: bazin (Nunhem), vrouw: vrouw (Nunhem) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boertig ordinair: ordinair (Nunhem) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boezeroen boezeroen: boezeroen (Nunhem), wambuis: wames (Nunhem) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bof bof: bôf (Nunhem) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bokking bokking: bökking (Nunhem) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3