18309 |
broeksriem |
boksenband:
bóksebandj (L322a Nunhem),
boksenriem:
bóksereem (L322a Nunhem)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
votte-tes (L322a Nunhem)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
bóksetès (L322a Nunhem)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29623 |
brok of steek klei |
klont:
klǫntj (L322a Nunhem)
|
[N 98, 25; monogr.]
II-8
|
29711 |
brokje klei |
stopje:
štø̜pkǝ (L322a Nunhem)
|
Brokje klei dat is achtergebleven in de hoek van een neergeslagen vorm. [N 98, 84; monogr.]
II-8
|
24948 |
bron |
sprong:
sjprönk (L322a Nunhem),
šprøŋk (L322a Nunhem)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Opwellend water in de kleiput, veroorzaakt door de graafwerkzaamheden. [N 98, 26; monogr.]
II-8, III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø̄sex (L322a Nunhem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
remmelen:
rɛmǝlǝ (L322a Nunhem)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pē̜rs (L322a Nunhem)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20710 |
broodje |
broodje:
brêûdjes (L322a Nunhem),
kadetje:
kedetjes (L322a Nunhem)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|