33963 |
dubbele lijn |
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (L322a Nunhem)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
döbbeltje (L322a Nunhem)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L322a Nunhem)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29774 |
duimbeschermer |
duimleertje:
dumlē̜rkǝ (L322a Nunhem)
|
[monogr.]
II-8
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
duumeling (L322a Nunhem)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24921 |
duin |
kantkop:
kandj-kop (L322a Nunhem),
zandberg:
zandj berg (L322a Nunhem)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21965 |
duivenhok |
duivenkooi:
dūvǝkōi̯ (L322a Nunhem)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (L322a Nunhem)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dulle (L322a Nunhem),
duizelig:
duuzelig (L322a Nunhem)
|
duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L322a Nunhem),
hāzǝgɛrǝf (L322a Nunhem)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad
I-5, III-4-3
|