e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
extra hard werken pompen: pompǝ (Nunhem) Zie voor het woordtype travakken ook Stevens, T√∫ngërsë Dïksjën√™√™r, pag. 588 s.v. tr√†v√†kke. [N 98, 31; N 98, 32; monogr.] II-8
fakkel fakkel: fakkel (Nunhem) In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)] III-2-1
familie familie: fumilie (Nunhem) het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)] III-2-2
fazant korhoen: koerhoon (Nunhem) fazant III-4-1
fijn droog stof stof: štǭf (Nunhem) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel fijne hagel: fie-ne hagel (Nunhem) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijt fijt: fiet (Nunhem) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas filet: filee (Nunhem) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
fladderen flakkeren: flakere (Nunhem) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flaphoed flaphoed: flaphood (Nunhem) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3