e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerstemmige mis meerstemmige mis: meërstömmige mès (Obbicht) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: meister (Obbicht) meester [SGV (1914)] III-3-1
meid, dienstmeid maagd: māx (Obbicht) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn heggendoorn: hèkkedoare (Obbicht), hèkkedoaren (Obbicht) haagdoorn [SGV (1914)] III-4-3
meikever meikever: meikèver (Obbicht), meikeverd: meikêvert (Obbicht), predikt (ww?): WBD een meikever praedikt = met voelsprieten over elkaar wrijven  praedikt (Obbicht) meikever [N 26 (1964)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-2
meisje meidje: mêtjen (Obbicht) meisje [SGV (1914)] III-2-2
mekkeren bleken: blē̜kǝ (Obbicht) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melk melk: męlǝk (Obbicht) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk zeven zijen: zii̯ǝ (Obbicht) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
melkaders melkaders: mɛlkǭi̯ǝrs (Obbicht) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11