e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nerf van de weide zode: zōi̯ (Obbicht) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nest nest: nèst (Obbicht), nèster (Obbicht) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
nestei nestei: nęs˱dęi̯ (Obbicht) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
netborstel netborstel: netbø̄stǝl (Obbicht) Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.] II-1
netvloeistof water: water (Obbicht) Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.] II-1
neus neus: naas (Obbicht) neus [SGV (1914)] III-1-1
neus (spotnamen) kroot: kroeät (Obbicht), tuitel: tottel (Obbicht), tö:tel (Obbicht) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgater (Obbicht) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Obbicht), scheer: šēr (Obbicht) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusring bril: brel (Obbicht) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12