e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spionnetje, kijkgaatje kijkvenstertje: kijkvenstertje (Obbicht) Raampje of gaatje in de deur om te zien wie er voor de deur staat (kijkvenstertje, oog, kijkgaatje) [N 79 (1979)] III-2-1
spitten graven: grãvǝ (Obbicht) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool splijtkool: -  splijtkool (Obbicht) I-7
spoken spoken: spuek (Obbicht) spoken (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
spoken (ww.) spoken: spoike(n) (Obbicht) spoken (ww.) [SGV (1914)] III-3-3
spook spook: spoik (Obbicht) spook [SGV (1914)] III-3-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝšpǭrǝ (Obbicht), sporen: spǭrǝ (Obbicht) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spotten (er) de gek mee houden: de(n) gek mèt hauwe (Obbicht), spotten: Opm. zelden gebruikt.  spotte(n) (Obbicht) spotten [SGV (1914)] III-1-4
spreeuw spreeuw: spriêf (Obbicht) spreeuw [SGV (1914)] III-4-1
spreken, praten kallen: kalle(n) (Obbicht), praten: Opm. komt zelden voor.  proate(n) (Obbicht), spreken: sprêke(n) (Obbicht) praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] III-3-1