e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
urineren pissen: pisse (Obbicht), pissen (Obbicht), zeiken: zęi̯kǝ (Obbicht) urine [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaalbonte koe vale koe: vāl [koe] (Obbicht) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars rind: renjtj (Obbicht), rindje: rentjǝ (Obbicht), vaars: vǝɛš (Obbicht), vɛs (Obbicht) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelsplag: šōtəlsplak (Obbicht) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen door het oog van de/een naald(e) steken: dōr ǝt ǫwx van ǝn nǭj štē̜kǝ (Obbicht) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vāder (Obbicht) vader [SGV (1914)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vagevuur (Obbicht) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vak van een kast vak: vak (Obbicht) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valgordijn, rolgordijn valgordijn: valgordien (Obbicht) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: valle (Obbicht) vallen [SGV (1914)] III-1-2