e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Obbicht, ... ), gevruèr (Obbicht) vorst (vriezend weer) [SGV (1914)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vos vos: vos (Obbicht) vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)] III-4-2
vouw vouw: vaj (Obbicht), vajje(n) (Obbicht) vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
vouwen vouwen: vajje (Obbicht), vajjen (Obbicht) vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
vragen vragen: vroage(n) (Obbicht) vragen [SGV (1914)] III-3-1
vredewis vreerijs: vrērīs (Obbicht) Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.] I-8
vreemde (man) vreemde mens: eine vrêmde minsj (Obbicht), vreemde, een ~: vraemde (Obbicht) Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] || vreemde [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1
vreugde plezier: plezeer (Obbicht), vreugde: Opm. zelden gebruikt.  vreugde (Obbicht) vreugde [SGV (1914)] III-1-4
vriend vriend: einen trouwen vrunjt (Obbicht), vrunjt (Obbicht) trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] III-3-1
vriesweer schraal (weer): sjroal (Obbicht) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4