e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haring haring: hiêring (Obbicht) haring [SGV (1914)] III-2-3
hark reek: raek (Obbicht) Hoe noemt u de hark? (rijf, griesel) [N 104 (2000)] III-2-1
hark, algemeen moesheemreekje: mōsǝmrē̜kskǝ (Obbicht), reek: rē̜k (Obbicht) Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5] I-5
harken, werken met de hark kemmen: kømǝ (Obbicht) Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3] I-5
hart hart: hart (Obbicht) hart [SGV (1914)] III-1-1
haten haten: hāte(n) (Obbicht) haten [SGV (1914)] III-3-1
haverkorfje havermaat: hāvǝrmǭt (Obbicht) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
havermout havermout: havermaut (Obbicht) havermout [SGV (1914)] III-2-3
hazelaar hazenotenstruik: assenoatestroek (Obbicht) hazelstruik [SGV (1914)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: assenoat (Obbicht) hazelnoot [SGV (1914)] III-4-3