e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krommen buigen: buige(n) (Obbicht) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: buige (Obbicht), ombuigen: ombuige (Obbicht) krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonluchter kroonluchter: kroanluchter (Obbicht) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kruidenier winkelier: winkeleer (Obbicht) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
kruidnagel groffelnagel: rooffelnāgel (Obbicht) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding onze-lieve-vrouw-kruidwijding: Oos Leef Vrouw Kroedwiejing (Obbicht) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: kroetwösj (Obbicht), krōētwèsj (Obbicht), Opm. deze bevatten:  de Kroedwèsj (Obbicht) Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3
kruien kruien: krȳi̯ǝ (Obbicht), schurgen: šø̜rǝgǝ (Obbicht) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kroek (Obbicht) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruim brok: brok (Obbicht) kruim [SGV (1914)] III-2-3