id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17831 | plukken | plukken: plökke (Obbicht) | plukken [SGV (1914)] III-1-2 |
33484 | plukken, van fruit | plukken: plökke (Obbicht), plökken (Obbicht) | plukken [SGV (1914)] I-7 |
33707 | poel | poel: pōl (Obbicht) | Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8 |
24949 | poel, plas | poel: peul (Obbicht) | poelen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4 |
19425 | poetsen, schoonmaken | poetsen: poetsen (Obbicht), schoonmaken: schoonmaken (Obbicht) | Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)] III-2-1 |
21078 | poffen | op de pof gelden: [kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk] op de pöf (Obbicht), op de pof kopen: [kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk] op de pöf (Obbicht), op het lot gelden: vgl. Meeswijk Wl. (pag. 390): lot [looët], 2. hoeveelheid waarop een koop betrekking heeft. oppe lot (Obbicht), op het lot kopen: vgl. Meeswijk Wl. (pag. 390): lot [looët], 2. hoeveelheid waarop een koop betrekking heeft. oppe lot (Obbicht) | afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
19418 | poken | ragelen: raochele (Obbicht), rōͅgələ (Obbicht) | Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || poken [SGV (1914)] III-2-1 |
19482 | pollepel | potlepel: pot laepel (Obbicht) | lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
21536 | ponder | ponder: werkt op veer, niet bedrijfszeker vooral door voddenkoopman gebruikt punjer (Obbicht) | Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1 |
19474 | pook | stovenijzer: stōvənīzər (Obbicht) | pook [SGV (1914)] III-2-1 |