24308 |
regenworm |
dauwworm:
WBD
daauwworm (L427p Obbicht),
pierling:
peerlink (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht),
worm:
WBD
worm (L427p Obbicht)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (L427p Obbicht)
|
koffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
19388 |
rek |
rek:
rek (L427p Obbicht),
schap:
schap (L427p Obbicht)
|
Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21378 |
rekening |
rekening:
ein rêkening stūre(n) (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht)
|
rekening [een ~ sturen] [SGV (1914)] || sturen [een rekening ~] [SGV (1914)]
III-3-1
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
rillekwie (L427p Obbicht)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21358 |
rente |
interest:
intrest (L427p Obbicht),
rente:
rente (L427p Obbicht),
rintje (L427p Obbicht)
|
rente [SGV (1914)] || Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
rinjteneer (L427p Obbicht)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rinkmeister (L427p Obbicht)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (L427p Obbicht),
net:
nèt (L427p Obbicht),
snoek:
snook (L427p Obbicht),
snoek (mv.):
sneuk (L427p Obbicht),
zalm:
zalm (L427p Obbicht)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] || zalm [N100 (1997)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
vliegen:
vleege (L427p Obbicht),
vleegen (L427p Obbicht)
|
vliegen [SGV (1914)]
III-4-1
|