33478 |
rode aalbes |
wiemerten:
wiemert (L427p Obbicht)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
24405 |
rode bosmier |
houtamezeik:
WBD zwart - glimmend
houtaomezeik (L427p Obbicht)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tāmǝ [klee] (L427p Obbicht)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
rode witkop:
rōi̯ǝ wetkǫp (L427p Obbicht)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
raod moos (L427p Obbicht),
road moos (L427p Obbicht)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
hiet, iet:
hit, it (L427p Obbicht),
jiet, jiet:
jit, jit (L427p Obbicht)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kuš, kuš, kuš (L427p Obbicht)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
mettetje:
mɛtǝkǝ (L427p Obbicht)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
sjoek:
šøk (L427p Obbicht)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope(n) (L427p Obbicht)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|