e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften schoften: Opm. bijna "sjoofte(n)".  sjofte(n) (Obbicht) schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd schofttijd: sjofttied (Obbicht) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjenj (Obbicht) schande [SGV (1914)] III-3-3
scharrelen dabben: dabǝ (Obbicht) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen schateren: sjatere (Obbicht, ... ) schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] || scheuren, in de betekenis van schaterlachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] III-1-4
schede schede: sjeij (Obbicht) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: sjeen (Obbicht) scheen [SGV (1914)] III-1-1
schelden, schimpen schampen: sjampe(n) (Obbicht), schelden: sjēle(n) (Obbicht) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemeren schemeren: sjemere (Obbicht), #NAME?  schemeren (Obbicht) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen sterretjes zien: ich zeen sjterkes (Obbicht) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1