e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrobbezem schrobber: sjrubber (Obbicht) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schroeien borren: boͅrə (Obbicht) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken slinden: sjlinge(n) (Obbicht) schrokken [SGV (1914)] III-2-3
schuchter verlegen: verlêge (Obbicht) bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden met de riek slinger: alǝs˱ es˱ ęi̯nǝ slāx˱ ɛn męst˱ brē̜kǝ es˱ ęi̯nǝ sleŋǝr  sleŋǝr (Obbicht) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuier klederborstel: kleierbeustel (Obbicht) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuifgrendel schoude: sjaw (Obbicht) schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuilgaan van de maan verstekt zich: de moan versjtük zig (Obbicht) baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schuimspaan schuimlepel: sjoem laepel (Obbicht), sjoemlaepel (Obbicht), sjuumlêpel (Obbicht) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuld schuld: sjùltj (Obbicht) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] III-3-1