e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitglijden uitlitsen: oe.tlitsje (Obbicht) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uitvissen: oetvossen (Obbicht) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitschelden schelden: sjēle(n) (Obbicht) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitsliepen uitsliepen: oe‧tsjliepe (Obbicht) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitstalling van het allerheiligste het allerheiligste uitstellen: et allerheiligste wurt oetgestèld (Obbicht) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitwerpselen schijt: sjiet (Obbicht), stront: stróntj (Obbicht) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van koeien koeflat: kōflat (Obbicht) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzeven van de zemelen zeven: zeven (Obbicht) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster ponder: mèt eine punjer woage(n) (Obbicht), (m.).  punjer (Obbicht), unster: balans  öster (Obbicht) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
urine pis: pis (Obbicht, ... ), zeik: zęi̯k (Obbicht) urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1