e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriezenx vriezen: vreze(n) (Obbicht) vriezen [SGV (1914)] III-4-4
vroegmis vroegmis: vreumes (Obbicht) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vrouw vrouw: wèts-te, wê die vrouw woar? (Obbicht) wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouwelijk geslachtsdeel kut: kut (Obbicht), pruim: proem (Obbicht) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit germ: germ (Obbicht) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vē̜zǝ[kalf] (Obbicht) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kuiken pul: pø̜l (Obbicht), pulletje: pø̜lkǝ (Obbicht) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: ein zie (Obbicht) Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke kip hoen: hōn (Obbicht) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vruchtbare grond goede bouwgrond: gōi̯ǝ bugronjtj (Obbicht), goede grond: gōi̯ǝ gronjtj (Obbicht) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8