e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jak jak: jak (Obbicht), kazavek: kasjevèk (Obbicht) jak [SGV (1914)] III-1-3
jaloers jaloers: sjaloers (Obbicht) jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jammer jammer: ⁄t is jaomer (Obbicht), zonde: ⁄t is zunj (Obbicht) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jas: algemeen jas: jas (Obbicht), jes (Obbicht) jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
jeuk jeuk: jeu:k (Obbicht), jeuk (Obbicht), krets: krets (Obbicht) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: t begint te jeuke (Obbicht) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Obbicht) jicht [SGV (1914)] III-1-2
joden joden: joede(n) (Obbicht) joden [SGV (1914)] III-3-3
jong (bn.) jong: ⁄t kinjt is nog joonk (Obbicht) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong van een dier jongen (mv.): jōnge (Obbicht) jong (ve dier) [SGV (1914)] III-4-2