e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geluid van de patrijs roepen: roepe (Oirlo) het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)] III-4-1
geluid van naderend onweer donderen: doondere (Oirlo), dôndere (Oirlo), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).  dòndere (Oirlo), hommelen: ⁄t hômmelt (Oirlo), rommelen: rômmele (Oirlo) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] || rommelen van de donder III-4-4
gelukken goed gaan: dat het gōēd gegāōn (Oirlo), lukken: ⁄t lukt gōēd (Oirlo) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben bofkont: bôf-koont (Oirlo) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: en gemekkeluk werkske (Oirlo), gemekkelyk (Oirlo), gəmèkkələk (Oirlo), op zijn gemak: óóp sĭĕn gəmáák (Oirlo) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken het beste gaan: dat gôt zoë ⁄t baeste (Oirlo) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemaskerd persoon mommegezicht: mommegezicht (Oirlo), vastelavondsgek: vastelaovesgek (Oirlo) Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2
gemeen gemeen: gemaen (Oirlo), zonde j  gemein (Oirlo), in zijn kont niet deugen: den deugt ien zien koont nie (Oirlo), niet deugen: den deugt nie (Oirlo) gemeen [SGV (1914)] || gemeen, laag, slecht || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
gemeente gemeente: gemeinte (Oirlo) gemeente [SGV (1914)] III-3-1
gemeentebelasting gemeentebelasting: gemaentebelasting (Oirlo) de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1