e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeentesecretaris gemeentesecretaris: gemaentesikkretaris (Oirlo), sik: de sik (Oirlo) het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1
gemene vrouw gemeen vrouwmens: en gemaen vrommes (Oirlo), loeder: mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.  lōēter (Oirlo) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] || kwade vrouw III-1-4
gemoed in mijn hart: ien mien hart (Oirlo) het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4
generale absolutie generale absolutie (<fr.): generale abselusie (Oirlo) Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
generale biecht generale biecht: generale biecht (Oirlo) Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen beter: den is baeter! (Oirlo), genezen: den is genaeze! (Oirlo) Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
genoegen (doen) gaarne doen: gaer dōēn (Oirlo), lol deraan hebben: lol d⁄r ân hebbe (Oirlo), trek hebben: trek hebbe (Oirlo) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed pachthof: pāxthǫf (Oirlo), pachtplaats: pāxtplats (Oirlo) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geraamte geraamte: geraamte (Oirlo), geremte (Oirlo) geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)] III-1-1
gereed klaar: klaor (Oirlo, ... ), kloar (Oirlo, ... ), vaardig: verreg (Oirlo), verrig (Oirlo) gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar, gereed || klaar, gereed, afgewerkt III-1-4