e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grijpen naar grijpen: nao wat griepe (Oirlo) grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] III-1-2
gril gril: enne gril (Oirlo), zonder bezei: zonde besei (Oirlo) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4
grind grind: grēnt (Oirlo) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
grindelstang stang: staŋ (Oirlo) Onder de ploegboom van een voetploeg bevond zich een stang die van achteren aan de schei of vlak vóór de schei aan de ploegboom vastzat. Van voren eindigde deze stang in een haak, die door twee kettingen verbonden was met de kam. Soms reikte deze stang, van voren voorzien van een kam of haak, tot voorbij de kop van de ploegboom, waarmee hij voor de regeling van de ploegdiepte d.m.v. een verstelbare staaf verbonden was. [N 11, 31.IV.c; N 11A, 92a; JG 1a] I-1
grindx grind: greend (Oirlo) grind [SGV (1914)] III-4-4
grinniken grinniken: grinnike (Oirlo) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groei, wasdom wassen, het -: den wèst goed!  wessen (Oirlo) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] III-4-3
groeien goed groeien: gōed gegräöid (Oirlo), goed wassen: gōed gewasse (Oirlo), groeien: gruujə (Oirlo), grȳi̯ǝ (Oirlo), groter worden: groeətər worrə (Oirlo), wassen: wāsǝ (Oirlo) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
groeien, wassen groeien: gräöe (Oirlo), het geweldig doen (omschr.): Die doen ’t geweldig! (Oirlo), het goed doen: den het ’t goed gedaon (Oirlo) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] || Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3
groeizaam weer vet weer: vet waer (Oirlo), vors (weer): vorswaer (Oirlo) groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals, regenachtig weer in de zomer III-4-4